Algemene gewoontes bespreken

VOOR WIE IS HET?

Alle gezinsleden die in het huis leven en de AFS-deelnemer.

INSTRUCTIES

Lees deze hand-out zorgvuldig door en maak over een overzicht van deze activiteit vooraleer je deelnemer aankomt.

Beslis op voorhand welk gezinslid/welke gezinsleden de ‘huisregels’ aan de deelnemer zal/zullen uitleggen, wie hen zal rondleiden in het huis, wie hen zal helpen bij het gebruik van elektronische apparaten, enzovoort. Wees je ervan bewust dat deze activiteit enkele uren in beslag neemt en plan wat extra tijd in om tijdens de eerste dagen de deelnemer op te volgen.

Wanneer de deelnemer bij jou thuis aankomt, zal je natuurlijk veel dingen hebben om over te praten en vele vragen hebben voor elkaar. Die vragen zullen je helpen elkaar te leren kennen en met elkaar te leren leven, terwijl je een interculturele ervaring deelt. Zoals je weet, kunnen gewoontes en dagelijkse routines van het gezin verschillend zijn van die van je AFS  deelnemer.

Dit is best veel informatie voor je gast, vooral als alles wordt verteld in een vreemde taal. Daarnaast moet je ook onthouden dat de gaststudent zowel fysiek als emotioneel moe kan zijn in de dagen na aankomst.

Neem je tijd en deel de oefening op in kleine taken die op verschillende dagen uitgevoerd worden, idealiter volgens de volgorde die hier wordt meegedeeld. Word niet ongeduldig als niet alles meteen wordt begrepen en je dingen meerdere keren moet herhalen. Dat is normaal en je nieuwste gezinslid zal je geduld appreciëren.

Gastgezinnen komen voor in allerlei vormen en maten. Ze hebben niet allemaal kinderen, sommige hebben extra familieleden bij hen wonen, etc. Voel je dus vrij om deze oefening aan te passen aan je specifieke gezinssamenstelling.

Ten laatste: als je vindt dat de taalvaardigheden van je deelnemer zwak zijn, voel je dan vrij om op bepaalde dingen terug te komen. Dat mag zo vaak als nodig.

  • Hoe zou de deelnemer je moeten noemen? Hoe noemen je kinderen je (indien ze nog thuis wonen)? (Mama/Papa, voornaam, etc.)
  • Begroetingen en gewoontes verschillen van cultuur tot cultuur. Wat zeg je wanneer je een gezinslid ’s morgens ziet, wanneer je thuis komt, wanneer je vertrekt? Vertel het aan je deelnemer.
  • Zou je deelnemer zijn of haar eigen sleutel hebben? Toon hen dan hoe ze deuren openen en op slot doen en welke sleutel in welk slot gaat.
  • Zet, indien mogelijk, de naam van de deelnemer op de deur/brievenbus.

Hoe noemt je deelnemer zijn/haar ouders thuis? Voelen ze zich oncomfortabel wanneer ze je meteen mama en papa noemen?

Gesprek over Culturele Erfenis & Familie geschiedenis

VOOR WIE IS HET?

Alle gezinsleden die in het huis leven en de AFS-deelnemer.

INSTRUCTIES

Krijg iedereen bijeen en probeer over de grondbeginselen van jouw gezin te reflecteren en bespreek familie-erfenis, zodat jij en je student elkaar beter kunnen leren kennen. Deze simpele, maar betekenisvolle activiteit geeft je zowel de kans om te begrijpen waar de ander vandaan komt als de kans om iets meer te vertellen over jouw familie.

Stel elkaar de volgende vragen en geef om de beurt antwoord. Je kan ook de gelijkenissen en verschillen tussen de twee families en culturen ontdekken en bespreken.

Oefening rond Waarden en Gedrag

VOOR WIE IS HET?

Alle gezinsleden die in het huis leven en de AFS deelnemer.

INSTRUCTIES

Duid jouw antwoorden op de volgende vragen aan. Maak daarbij gebruik van
deze hand-out. Het is mogelijk om meer dan één antwoord te geven. De AFS deelnemer zou moeten antwoorden alsof hij/zij in zijn/haar thuiscultuur zou zijn. Vergelijk dan al jullie antwoorden op de vragen en leg aan elkaar uit waarom je dat antwoord/die antwoorden hebt gekozen. De verdere schuingedrukte ideeën zouden je kunnen helpen.

  1. Ze vinden het eten niet lekker.
  2. Ze tonen beleefd dat ze geen eten meer willen.
  3. Ze geven niets om het verspillen van eten.
  4. Ze zijn onbeleefd.
  5. Wij hebben geen borden, maar delen gerechten.

Leg aan elkaar uit hoe je in een gezinssetting zou aangeven dat je het eten lekker of niet lekker vindt. Hoe geef je aan dat je meer eten wilt of genoeg hebt? Wat beschouw je als ‘eten verspillen’? Hoeveel zou je moeten eten? Welk gedrag aan tafel is onbeleefd?

Manual-page-001

Non-verbale Communicatie

VOOR WIE IS HET?

Alle gezinsleden die in het huis leven en de AFS deelnemer.

INSTRUCTIES

  1. Eerst vertelt de deelnemer aan zijn gastgezin welke specifieke non-verbale gedragingen hen zijn opgevallen gedurende de laatste paar maanden. Dan leggen de leden van het gastgezin elk van die non-verbale gedragingen uit aan de student.
  2. Daarna toont het gastgezin enkele typische gebaren van de gastcultuur en wat ze betekenen.
  3. Ten slotte deelt de deelnemer enkele typische gebaren van hun thuiscultuur en de betekenis ervan mee.

Communicatiestijlen & Tijdsconcept

VOOR WIE IS HET?

Alle gezinsleden die  in het gasthuis leven en alle AFS deelnemers zouden aan deze activiteit moeten meedoen.

INSTRUCTIES

Duid net zoals bij de oefening over waarden en gedrag je antwoorden op de volgende vragen aan. Maak daarbij gebruik van de hand-out. De AFS deelnemer zou moeten antwoorden alsof hij/zij in zijn/haar thuiscultuur is. Vergelijk dan al jullie antwoorden op de vragen en leg aan elkaar uit waarom je dat antwoord/die antwoorden hebt gekozen. De schuingedrukte vragen en ideeën zouden je kunnen helpen!

  1. Hij/zij is verlegen.
  2. Ze vinden het moeilijk om gepaste onderwerpen te vinden om over te praten.
  3. Ze kennen de taal niet goed.
  4. Ze vinden je niet leuk.
  5. Ze zijn ongelukkig.
  6. Niets speciaals.

Voel je je ongemakkelijk als een persoon niet spraakzaam is? Waarom of waarom niet?  Hoe gedraag je je in die situatie? Hoe weet je wat de rustige
persoon denkt?